Werken met de actieve lift
Als zelfstandig opstaan niet meer gaat komt de actieve lift in beeld. Voor verplaatsing met een actieve lift zijn de volgende functies van cliënten nog noodzakelijk:
- Stafunctie
- Rompbalans
- Arm- en schouderfunctie
- In staat om instructies op te volgen
Het is belangrijk dat deze functies goed beoordeeld worden door het team van zorgverleners en behandelaren. Het tijdstip van de dag is namelijk van invloed op de mogelijkheden van de cliënt.
Er zijn veel verschillende soorten actieve liften waarbij nog een beroep wordt gedaan op de stafunctie van de cliënt. Kijk dus goed welke lift het beste past bij de mogelijkheden en bijv. lengte en gewicht van de cliënt.
Belangrijk is ook welke tilband wordt gebruikt: daarin zijn veel verschillen, bijv. in maat, ondersteuning, manier van aanbrengen e.d.
Soms zijn er combinaties mogelijk, waarbij de passieve lift wordt gebruikt voor transfers in- en uit bed en de actieve lift voor toiletgang overdag.
De praktijkrichtlijnen:
Indicaties voor gebruik actieve lift:
- Zelfstandige transfers zijn niet mogelijk.
- Er is voldoende:
- stafunctie en
- rompbalans en
- armfunctie en
- begrip
Contra-indicaties
- Er is geen of onvoldoende:
- stafunctie of
- rompfunctie of
- armfunctie of
- begrip
- onvoldoende of onbetrouwbare stafunctie door dystonie
- Angst
- Tegenwerking
- Teveel onwillekeurige bewegingen:
- in handen (hierdoor wordt het vasthouden van de lift bemoeilijkt)
- van de armen (hierdoor kan de band onder de oksels schieten)
- van de benen (waardoor deze van de voetenplank schieten)
Wie bepaalt welke lift wordt gebruikt?
Verpleging, ergotherapeut en fysiotherapeut.
Wie bepaalt welke band er wordt gebruikt?
In overleg met fysiotherapeut en ergocoach.
Hoe wordt dit vastgelegd?
In het dossier, zorgleefplan.
Hoe vaak wordt geëvalueerd?
Elk half jaar in het MDO ( Multi Disciplinair Overleg over de cliënt) of wanneer er bijzonderheden/veranderingen zijn.
Tip: Probeer op proef tilliften uit.